De wederopbouw na WO II
(deel 3)
De handicap van na-oorlogse materiaalschaarste kon met veel moeite worden overwonnen. L. Smit & Co's Internationale Sleepdienst liet in de jaren 1946 tot en met 1949 vier sleepboten bouwen, in machine vermogen variërend van 1000 tot 2000 pk - waarbij nog gevoegd kunnen worden de tweede Poolzee en de tweede Witte Zee die in 1941/43 op stapel waren gezet, sleepboten van 1000 pk. het waren de Tyne van 1000 pk waarvan de bouw reeds in 1944 een aanvanghad genomen, een boot van 1359 pk, de tweede Humber, een boot van dezelfde sterkte die in 1948 in de vaart kwam, en de derde Noordzee en de vierde Rode Zee, boten van resp. 1000 en 2000 pk, die in 1949 in de vaart kwamen.
De stapelloop van de Poolzee (II) op 14 juni 1941
De Witte Zee(II) kwam in 1943 in de vaart.
De proefvaart van de Humber (II) op24 augustus
1948
De Rode Zee(IV) op de nieuwe waterweg mei 1949
De proefvaart van de Noordzee(III) op 22 juli 1949
Maar daarmee was het vlootprogramma nog niet voltooid. In 1951 en 1952 liepen weer drie sleepboten van stapel. Het waren de tweede Oceaan en de vierde Oostzee, boten van 2000 pk en de Loire van 1650 pk. In 1953 werden drie bestaande sleepboten aangekocht. Het waren de Gele Zee (II) ex Oceanus van 2200 pk , de Goeree (II), een in 1944 in Amerika gebouwde houten sleepboot van 1500 pk en de gewezen sleepboot Maas van 550 pk die de naam Waterweg kreeg. Tot 1957 kwam daar nog een boot bij, de Maas (IV) die 1350 pk vermogen had.
In 1953 werd de Gele Zee (II) aangekocht
De In Amerika gebouwde houten sleepboot Goeree
De Waterweg (IV) verlaat voor de laatste maal als Sicanus de
Nieuwe Waterweg naar haar nieuwe thuishaven Palermo in april 1956.
De Maas (IV) kwam in 1957 de vloot versterken
Het jaar 1957 is te beschouwen als een ommekeer in de kracht van de sleepboten. De koopvaardijschepen namen toe in tonnemaat, wat vooral bij tankers en bulkcarriers het geval was. En met deze toename in omvang van de toekomstige sleepobjecten van de sleepboten moest terdege rekening worden gehouden. De eerste boot die de sinds 1933 grootste sleepboot van de wereld, de Zwarte Zee(III), zou overtreffen in machinevermogen, was de Clyde die in 1957 van stapel liep, met 4500 pk in zijn motor. Een boot van wat kleiner kaliber, n.l. 1650 pk kwam hetzelfde jaar in de vaart onder de naam Tasmanzee. Daarop volgde de Schelde(IV) met 500 pk. In de drie volgen de jaren volgde de Elbe, met 4500 pk, de Mississippi en de Thames (III) beide met 4000 pk.
De tewaterlating van de Elbe op 14 oktober 1958