Het einde
van de "Ecuador" op de
westergronden
De 29e februari 1956
is een trieste dag voor het prachtige Zweedse stoomschip Ecuador. Een 7000 ton
metend vrachtschip met passagiersaccomodaties, geladen met stukgoederen. Het is opweg van
Zuid-Amerika via Las Palmas naar Gothenburg. In Las Palmas zijn acht passagiers opgestapt,
die daar vakantie hebben gevierd.
Veel oudere eilanders zullen de gebeurtenissen nog goed herinneren. Er is wat afgehaald
van dat schip, in de nieuwbouwbuurt van West Terschelling is er zelfs een straat naar
vernoemd.
En dat allemaal omdat de roerganger een opdracht van de Nederlandse loods niet goed
begrijpt en de stuurman even niet op let, maar bezig is met de reparatie van de radar. Het
schip raakt, bij slecht zicht, dus uit de vaarroute en loopt op de punt van de
westergronden ten noordwesten van Vlieland.
De kapitein denkt eerst zelf wel los te kunnen komen wat echter niet lukt. Wanneer daarna
rederij Doeksen om hulp gevraagt wordt, is er daardoor al een hoogtij water verspeeld. En
alleen bij hoogtij kan de Holland, geassisteerddoor de Zuidzee en later
de Stortemelk dichtgenoeg bij de Ecuador komen om een poging te doen het
schip los te trekken. Ondanks herhaalde pogingen lukt dit niet. Er zit op een gegeven
ogenblik beweging in, maar de toestand wordt voor de sleepboten zelf onhoudbaar. de golven
beuken niet alleen op de Ecuador, maar ook op de sleepboten.
Zware zeeën beuken op de 'Ecuador'
Kapitein Doeksen, destijds kapitein op de Holland vindt het onverantwoord om door te gaan, en tegen de zin van zijn reder maakt hij los. Bang om anders de Holland te verspelen. De passagiers zijn ondertussen door de reddingboot Brandaris van boord gehaald en naar West Terschelling gebracht.
Ook de dagen erna lukt het niet de Ecuador los te krijgen. Het schip ligt muurvast op de gronden en wordt door de voortdurende storm murw gebeukt. Ze begint te scheuren en maakt slagzij. Langzaam zakt het weg in het zand.
De Brandaris haalt binnen enkele
dagen ook de bemanning van boord. Alleen enkele scheepsofficierenblijven achter. Het schip
is niet meer te bergen, maar de waardevolle lading wel. Vroeger was zo'n lading van boord
halen onderdeel van het echte guusjen. Rederij Doeksen krijgt de supervisie over het
bergen, maar de politie en douane zitten er bovenop. Waarschijnlijk wel bekend met de
guusjenmentaliteit van de eilanders.
De "buit" is wel heel aantrekkelijk: vlees, balen wol, balen katoen, balen
paardehaar, koeienhuiden, koffie, boter, bier, corned beef, dadels, eipoeder, en nog wel
meer. Of er van deze goederen niets bij de eilanders is terecht gekomen, daar zal niemand
de hand voor in het vuur durven steken. De lading wordt geborgen. Een aan boord gebrachte
agregaat zorgt ervoor dat men hierbij de winches van de Ecuador kan inschakelen.
Duikers proberen zoveel mogelijk de lekken te dichten om de bergers tijd te geven alle
waardevolle dingen uit het schip te halen. Pompen zorgen dat het water in de ruimen
voorlopig niet te hoog komt. De lichters Willem Barentsz en Boreas brengen
de lading naar West Terschelling waarbij ze een heel stuk onder de Noordsvaarder langs
moeten.
Als de lading geborgen is, wordt het schip gesloopt. Alles wat bijvoorbeeld van koper is,
gaat eruit. Na enkele weken breekt het schip in tweeën en zakt steeds dieper in het zand
weg. Het is dan al volledig leeggehaald en uitgekleed. Er ligt als het ware alleen nog een
casco.
Ondanks het verlies van de Ecuador was het bergen van de lading voor de berger
heel lucratief.
Uiteindelijk is de Ecuador door de zware grondzeeën
in tweeën gebroken