Het ms "Nyon" voor de helft geborgen
Tijdens dikke mist voer op 15 november 1958 het Zwitserse m.s. "Nyon"ten noorden van St. Albans Head in Schotland op de rotsen. Deze stranding betekende de inleiding tot een niet-alledaagse berging - voor zover een berging in het algemeen als alledaags kan worden beschouwd - en een opvallend staaltje van Nederlandse vakmanschap
Hoewel twee Engelse sleepboten spoedig ter plaatse waren, was de kapitein van de Nyon van mening dat hun capaciteit onvoldoende was. Hij verlangde krachtige zeesleepboten en groot bergingsmateriaal. Bij Wijsmuller in IJmuiden, waar de radio dag en nacht bezet is, was het bericht van de stranding ontvangen en werden de sleepboten Simson en Hector voorzien van veel bergingsmateriaal, naar de strandingsplaats gedirigeerd.
De Simson en Hector werden naar de Nyon gedirigeerd
Per vliegtuig vertrokken de twee bergingsexperts van Wijsmuller - de kapiteins H. van der Burg en M. de Koe - naar Schotland. Met een klein vissersscheepje voeren de kapiteins uit St. Albans Head naar de Nyon. Bij contrôle bleek het voorschip tot aan de brug op de rotsen te zitten. Het water stond in de ruimen vóór de brug even hoog als buiten het schip. In het achterschip met de machines stond geen water. Dit gedeelte lag in tamelijk diep water. Na de inspectie werd onmiddellijk hard aangepakt. Met een kleine kotter werd tien ton cement aangevoerd om de grootste lekkage te stoppen. Begonnen werd met het opstellen van de door de Simson en Hector aangevoerde pompen, die op de ruimen 1 en 2 in werking werden gesteld. De pompen slaagden er echter niet in het binnendringende water te beteugelen. Bij laag water werd geconstateerd dat er scherpe rotspunten door de huid van het schip heenstaken. Nadat bij laag water de gaten in de bodem van de Nyon met cement waren gedicht werden er totaal achttien pompen van grote capiciteit op beide ruimen in werking gesteld. Het mocht echter niet baten, het water week niet. Door het werken van het schip ontstonden er nieuwe gaten in de bodem en brak het cement af. Op 18 november kwam men tot de conclusie dat het schip in zijn geheel niet te bergen was. Als het weer slechter werd, was de kans groot dat het schip zou breken en geheel verloren zou gaan.
Men besloot daarom het schip doormidden te branden, en het achterschip met
de kostbare machinekamer te behouden. De ploeg lassers van Wijsmuller, aangevuld met
plaatselijke lassers, begonnen het schip door te branden. Terwijl één ploeg bezig was
met het versterken van de waterdichte schotten en het afbranden en dicht lassen van de
pijpen in de pijpen tunnel, begon de andere ploeg met het doorbranden van de boven dekken.
Inmiddels zat men op het voordek ook niet stil. De navigatieapparatuur werd gedemonteerd;
echolood, radio, richtingzoeker en alle waardevolle instrumenten werden naar het
achterschip overgebracht. Ook werd al het materiaal uit het voorschip, zoals trossen,
ankers en verf naar het achterschip gebracht. Op zondag 23 november was de Nyon
doormidden gebrand, met uitzondering van de bodem die nog zou moeten scheuren. De
sleepboten, die op het achterschip waren vastgemaakt, trokken bij hoog water op volle
kracht en gierden van bakboord naar stuurboord en terug. Op maandag 24 november bleek er
bij laag water een meter ruimte te zijn tussen de dekken van het voor- en achterschip.
Besloten werd nu springladingen te gebruiken om de twee scheepsdelen van elkaar los te
maken. Bij laag water werden gedurende drie dagen springladingen op de bodem van het schip
tot ontploffing gebracht.
Na peilingen bleek dat beide helften nog aan bakboordzijde aan elkaar vast zaten. Op
woensdag 27 november besloten beiden bergingsexperts de werkzaamheden te verdelen.
Kapitein de Koe bleef op de Nyon en had de leiding bij het losbranden en
losschieten van beide scheepshelften, terwijl kapitein van der Burg de leiding van
de vier trekkende sleepboten (behalve de Simson en de Hector waren ook
de Engelse sleepboten George V en Beamish ingezet) op zich nam. Op
donderdag 27 november werden opnieuw zware springladingen aan bakboordzijde tot
ontploffing gebracht, maar de beide helften kwamen nog niet los. De vier sleepboten bleven
echter met vol vermogen door trekken en om 18.00 uur kwam het verlossende bericht van
kapitein de Koe: het schip is gebroken'. Tot zover was het karwei geklaard.
Het achterschip van de Nyon werd in dieper water getrokken en
bleef gelukkig keurig rechtop liggen. Het schip maakte geen water, een compliment voor het
vakmanschap waarmee het dichtlassen en afdichten van het achterschip was uitgevoerd. Nog
diezelfde dag zetten de Simson en Hector met de halve Nyon
koers naar de Tyne. Het schip werd op 28 november afgeleverd aan het Smith's Dock in de
haven van North Shields. Beide sleepboten keerden zaterdag 29 november naar IJmuiden
terug. Na de geslaagde berging besloot de rederij van de Nyon het schip compleet
te maken en het tevens met
5.35 m te verlengen. Bij inschrijving werd dit niet- alledaagse karwij
aan de N.V. Boeles Scheepswerven en Machinefabriek te Bolnes gegund. Nadat het schip naar
Bolnes was gesleept, werd er in recordtijd een nieuw voorschip gebouwd en op maandag 8
juni 1959 werden het achter- en voorschip in het Gemeentedok no.4 aan elkaar gekoppeld. Op
10 juli 1959 werd de vernieuwde "Nyon" aan de eigenaars overgedragen. Het
valt te begrijpen dat dit niet-alledaagse staaltje van moderne 'Scheepschirurgie' zoals
werd genoemd, de nodige aandacht trok.
onder: Enige dagen nadat het achterschip was geborgen werd het op de
rotsen achtergebleven voorschip door een winterse storm in stukken geslagen.
De tewaterlating van het nieuwe voorschip
Het achterschip wordt naar het nieuwe voorschip gebracht
om aanelkaar gekoppeld te worden
De vernieuwde Nyon waaraan zoveel zorg en vakmanschap was besteed, was echter geen lang leven beschoren. Op 15 juni 1962 op een reis van Antwerpen naar Montreal ( Can.) is het schip na aanvaring in dichte mist met het Indische m.s. Jalazad op vijf mijl van Beachy Head ( Eng.) gezonken.