Reis met de Clyde
Na mijn beëindiging van de dienst bij N.V.
Bureau Wijsmuller was mijn doel gericht op de grootste sleepvaart- en
bergingsmaatschappij ter wereld, L. Smit & Co Internationale Sleepdienst te Rotterdam.
In december 1965 stapte ik op de trein naar Maassluis, de thuishaven van de
Smit-vloot, waar in het oude kantoor van L. Smit & Co van 1892, aan de Govert van
Wijnkade, nog steeds de personeelszaken, en de werkplaats en magazijnen
met de sleep- en bergingsmaterialen voor de sleepboten gehuisvest waren, het hoofdkantoor
was gevestigd aan het Westplein 5 te Rotterdam.
Een foto van de haven van Maassluis eind jaren
'40, rechts het kantoor van L.Smit & Co aan de
Govert van Wijnkade. Aan de kade een loodsboot en rechts de Zwarte Zee III .
Na mijn gesprek met de aannemer van schepelingen, meneer van der Wees, werd ik aangenomen, en was ik in dienst van L. Smit & Co's Internationale Sleepdienst, de maatschappij met een wereldnaam in het sleepvaart- en berging's gebeuren. Op 21 januari moest ik naar Maassluis komen om aan te monsteren voor de Clyde, en op 23 januari vertrokken we per DC-7c van Schreinersairways, samen met de bemanning van de Elbe, van Schiphol naar Singapore.
De bemanning van de Clyde bestond uit : Kapitein W. Verschuur , 1e stuurman Chr. Vorst, 2e Stuurman A.B.de Koning, bootsman G.J.van Oosten, Matroos F.Molenaar, matroos H.J. van Dijke, matroos A.A. Verwey, matroos o/g H. Schriemer, matroos o/g A.A. Chris, matroos o/g A.Kornalijnslijper, kok A. Mooy, marconist E.v Loenen, 1e werktuigk. P.A.v.d. Doel, 2e werktuigk. J.A. Bieze, 3e werktuigk. J.D.A. Blankers, leerl. werktuigk. J.C. Scherpenisse, olieman R. Angenent, handlanger W.M.J. Bruurmijn, jongen mach.kamer A. Knikman, kok's jongen J.T.v.d.Aar, dek jongen A.J.Bouman.
Op het vliegveld van Penang, waar de bemanning van de Elbe
op hun bestemming was,
en vanwaar wij het laatste stukje naar Singapore vlogen.
De Clyde lag in Singapore om haar
jaarlijkse dokbeurt te ondergaan, en de Elbe was samen met de Mississippi
onderweg van La Spezia, Italië, naar Yokohama met een dokdeel, en zou in de straat van
Malakka losgooien, en naar Penang varen om afgelost te worden, om daarna weer terug te
keren naar de sleep om deze samen met de Mississippi af te leveren op de plaats van
bestemming.
We vlogen van Amsterdam naar Cairo, waar we landen om brandstof in te nemen en na
ruim anderhalf uur startten we voor het volgende en langste traject van Cairo naar
Colombo, waar we na acht uur landen. Hier hadden wij veel vertraging met brandstof
laden, en na vijf uur vlogen wij verder naar Penang, waar de bemanning van de Elbe
afscheid van ons nam, en na ruim een uur vlogen wij het laatste traject naar Singapore. Na
bijna 24 uur onderweg te zijn geweest, en 12358 km te hebben gevlogen landen wij op
Singapore Airport. Na de Immigration formaliteiten en Douane controle werden we ontvangen
door onze agent in Singapore en stond er een bus voor ons klaar om ons naar de waterfront
te brengen, waar we vanaf de Clifford Pier met een Sampan naar de Clyde werden
gebracht, die op de roads voor anker lag.
De Collyer Quay met de Clifford Pier, vanwaar men
een aardig gezicht heeft op de bedrijvige rede.
Singapore ligt op een eiland, dat,
kennelijk, in oeroude tijden deel uitmaakte van het schiereiland Malakka, maar er nu door
een ruim één kilometer brede Zeestraat van gescheiden is. Met het schiereiland is het nu
verbonden door een dam, waarover een spoorweg en een autoweg lopen. Het eiland heeft een
oppervlakte van 562 km². De grootste lengte is 44 km, de grootste breedte 23 km. De stad
Singapore ligt aan de zuidkust van het eiland met het front naar het zuidoosten.
De oorsprong van Singapore ligt in het grijze verleden. In de dertiende en de
veertiende eeuw reeds wordt in de kronieken gewag gemaakt van Tumasik, stad aan de zee,
zoals Singaporetoen heette. In later tijd werd de plaats in "Singa Pura",
Leeuwenstad, omgedoopt. Naar mate de eeuwen voortschreden ging de nederzetting in
betekenis achteruit en toen Thomas Stamford Raffles in 1819 er voet aan wal zette, was zij
niet meer dan een schuilhoek voor zeerovers. Raffles, die Gouverneur Generaal geweest was
van de Soenda eilanden gedurende het tijdelijke Engelse bewind, had opdracht, naar een
geschikte plaats voor de vestiging van een basis ten behoeve van het Engelse
handelsverkeer om te zien en besefte direct, dat deze plaats zich daartoe bij uitstek zou
lenen.Nadat overeenstemming was bereikt met de Sultan van Johore, de eigenaar van het
eiland, over de aankoop van grond voor de vestiging van een factorij en Raffles er een
vrijhaven had gesticht, volgde in 1824 een verdrag, waarbij het gehele eiland aan Engeland
werd afgestaan. In de loop van ruim een eeuw heeft de vrijhaven zich ontwikkeld tot een
handelscentrum voor het gehele Verre Oosten. Het transitoverkeer van Singapore, zowel van
goederen als van reizigers, is zeer belangrijk. De naam van de stichter leeft in het
Singapore van heden nog voort in de namen van wegen en gebouwen.
Op 16 september 1963 werd Singapore een lidstaat van de "Federation of
Malaysia" gevormd op die datum, omvattende alle staten op het schiereiland
Malakka, en de "Colony of Singapore", tot welker rechtsgebied behoren het eiland
Singapore, de Cocos-Keeling groep en Christmas Island.
Op 9 augustus 1965, werd Singapore een onafhankelijke en soevereine Republiek
binnen de Gemenebest. Het werd gekozen als het 117e lid van de United Nations op 21
september 1965, en op de 15e oktober 1965 het 22ste lid van de Commonwealth of
nations.
Singapore River
Na onze aankomst aan boord gingen we de volgende dag naar de werf voor de jaarlijkse onderhoudsbeurt van de Clyde. Het droogdok was nog niet vrij, dus gingen we aan de kant en werden de voorbereidingen getroffen en begon men met de revisie van de motoren. Hierdoor maakte het schip geen eigen energie meer en kregen we een wal aansluiting voor de elektriciteit. Dit hield ook in dat onze installatie voor de airconditioning buiten bedrijf was, en dat was afzien, want twee dagen eerder waren we nog in de Hollandse winterkou, en aan boord werd het zonder koeling al gouw zo'n 45 á 50°C. en was het zout pillen slikken en veel drinken.
Na twee dagen gingen we het dok in, het was
een gegraven dok, dus met deuren, net als bij een sluis, en terwijl het dok werd
leeggepompt, lagen rondom het schip vlotjes met tientallen dokwerkers, en met het zakkende
water werd het schip gelijk 'geknipt en geschoren' dit is het wegkrabben van aangegroeid
zeewier en algen.Het schip werd niet gestraald, maar met de hand van roest ontdaan, met
bikhamer en schraper, en weer waren er rondom het schip stellingplanken, met op iedere
meter een mannetje dat stond te bikken en dat was een hels kabaal aan boord waar wij
stapel gek van werden, want in die tijd verbleven wij gewoon aan boord, een hotelletje was
er toen niet bij, de kok en ik kookten aan de wal, want de kombuis kon niet meer gebruikt
worden, en ook de sanitaire voorzieningen waren aan de wal, het enigste wat we aan boord
deden was slapen en eten. Maar na vier dagen ging de Clyde weer te water en was
het leed geleden. We gingen weer op de rede voor anker met een koel zeebriesje en de
airconditie weer in bedrijf en was het weer aangenaam vertoeven aan boord. Op de rede
werd er gebunkerd en geproviandeerd, en het schip zeeklaar gemaakt voor ons vertrek naar
de volgende bestemming, Seria, Brunei, in het noorden van Brits Borneo.
In mijn hut op de Clyde, v.l.n.r. Ik zelf, matr.o/g
H. Schriemer
en dek-jongen A.J.Bouwman
Een deel van de bemanning op het achterdek. v.l.n.r . 2e
strm A. de Koning,
jongen A. Bouwman, matr.o/g A. Chris, jongen A. Knikman,
bootsman G. van Oosten, kok A. Mooy, jongen H.van der Aar
v.l.n.r. de matrozen o/g H. Schriemer, A. Kornalijnslijper,
A. Chris,
matroos A. Verwey en kok A. Mooy