De ondergang van de Schelde (II) 1925
De Schelde (II) , als Simson in 1910 in de
vaart gekomen voor de Stoombootrederij
voor slepen van schepen aan het Nieuwediep en IJmuiden. In 1919 verkocht aan
Internationale Sleepdienst Mij.
Bij hulpverlening moesten de zeeslepers dikwijls varen onder de
slechts denkbare omstandigheden. In open water op de lange deining hadden de sleepboten
door hun extra - sterke constructie en machinevermogen weinig te vrezen. Maar het was vaak
riskant bij hulpverlening vlak onder de kust.Twee verliezen , waarvan één de
omvang van een ramp aannam en mensenlevens eiste , deden zich voor in de twintiger en
dertiger jaren.
De ramp die het meest aansprak , was die van de sleepboot Schelde (II) op 8 maart
1925.
Het was bar slecht weer voor de Waterweg. Er stond een stormachtige noordwestenwind en
felle sneeuwbuien geselden over land en zee. Binnenkomend was het vrachtschip Soerakarta
van de Rotterdamsche Lloyd . In een sneeuwbui die het zicht belemmerde , naderde het
schip het Noorderhoofd , toen het door een grondzee uit zijn koers werd geslagen en met
het voorschip op de stenen liep.
De Soerakarta vastgelopen op de kop van de Noorderpier
Dat was om 6 uur in de avond. Direct voer de stoomreddingbootuit , maar de bemanning wilde het schip niet verlaten omdat er een kans was dat de Soerakarta nog vlot kon komen. Nog vóór de reddingboot was de kleine sleepboot Waterweg reeds snel ter plaatse , kort daarop gevolgd door de sleepboot Schelde (II) , onder bevel van kapitein Bernard C. Weltevreden , die in Hoek van Holland voor stormdienst op station lag. De Waterweg had spoedig een sleepverbinding tot stand gebracht , maar de sleeptros brak. Toen probeerde de Schelde (II) het , welke poging slaagde. Maar na enige tijd , het was inmiddels 21.00 uur geworden , brak ook deze tros, welke tot ovrmaat van ramp in de schroef van deze sleepboot draaide. De sleepboot was prooi van de golven geworden omdat deze niet meer kon manoeuvreren. De stormwind kreeg vat op de sleepboot en dreef deze naar het Zuiderhoofd , waar zij hoog op de stenen werd geworpen , onbereikbaar voor de reddingboot.
De sleepboot Schelde (II) strandde bij de berging
van de
Soerakarta zelf tegen de Zuiderpier
Het was hoog water. Zware zeeënliepen over de Zuiderpier en
overspoelden de sleepboot. De opvarende hadden slechts één kleine kans er het
leven af te brengen : het want in. En dat gebeurde ook. Zij klommen zo hoog mogelijk in
voor- en achtermast en bonden zichzelf , voor zover ze een lijn hadden kunnen bemachtigen
, vast. Zij hingen daar in de ijskoude wind. De mannen van de machinekamer en de
stookplaat waren er het slechtst aan toe. Zij moesten in hun dunne kleren vluchten en de
masten in . Vlak beneden hen joegen de zeeën daverend over het dek en de opbouw van de
sleepboot. En in Hoek van Holland kon men niets doen tot hun redding. De Zuiderpier was
volkomen overspoeld en onbegaanbaar. De reddingboot kon de pier niet naderen zonder gevaar
te lopen te stranden en het lot van de Schelde te delen. De enige kans was met de
kleine vlet het zg. Dode Gat binnen te roeien en te trachten de gestrande sleepboot
zo dicht mogelijk te naderen. Maar dat kon niet eerder gebeuren dan bij laagwater.
Schipper van der Klooster , die vier jaar later bij het kapseizen van de stoomreddingboot Prins
der Nederlanden zou omkomen , bemande 's morgens de lichte vlet met leden van zijn
bemanning en om 06.00 uur , tegen daglicht , roeide deze de Waterweg over , het Dode Gat
in. Zij zagen kans op de pier te komen en met lijnen de schipbreukelingen in de vlet te
halen. Maar acht doden moesten zij achterlaten. Enkele uren later bracht de vlet de
geredden , die in uitgeputte toestand verkeerden , aan wal. Het waren kapitein
Weltevreden , tweede machinist Mellema , matroos M.Ketting , lichtmatr. L.Poldervaart ,
tremmer J.Rolhoff en kok W.deJong.
In de loop van de nacht waren omgekomen de stoker P.Bal , H. v.d. Plas , J. Sas , de
matrozen Van Beek en H. v.d. Have en lichtmatr. M. Scholte. Dood in het
achterwant hing marconist Boxman; eerste machinist Jacob Bijl hing dood in het
voorwant. De redders hadden nog getracht beide lijken te bergen. Ze wisten op de pier te
landen en klommen in het want. Zij konden echter de sjorringen van de lijnen waarmee
beiden zich hadden vastgebonden niet los krijgen.
De Schelde (II) op de stenen van de Zuiderpier ,
onbereikbaar voor de reddingboot.
Uit de verklaringen van de geredden bleek welke helse nacht de bemanning van de Schelde op het wrak had doorgebracht. Bij eb konden zij zich nog aan dek laten zakken en wat bescherming zoeken in de opbouw. Maar bij het opkomen van het water moesten zij weer het want invluchten. In de loop van de nacht werden enkele stokers krankzinnig van angst. Uitgeput lieten zij zich vallen. Ze werden door de brekers weggesleurd en verdronken. Marconist Boxman heeft nog getracht de matroos Van Beek te redden toen deze zich , door de kou bevangen , liet vallen.Hij kon hem echter aan dek niet meer te pakken krijgen. Terug in het want , bond hij zichzelf weer vast. Korte tijd later bemerkten de mannen die bij hem in de buurt hingen dat hij was gestorven. De inspanning was te zwaar geweest voor de uitgeputte toestand waarin hij verkeerde. Er zijn die nacht staaltjes van kameraadschap ten beste gegeven die men voor onmogelijk zou houden bij mensen die de uitputting nabij zijn en de overtuiging hadden dat zij , als hulp niet spoedig kwam opdagen , moesten loslaten. En ze wisten dat die hulp niet voor daglicht kon komen. Kapitein Weltevreden heeft een uitgeputte stoker zijn jas gegeven en hem urenlang vastgehouden. Maar ook anderen die nog voldoende uithoudingsvermogen en hoop op redding hadden , stonden op alle manieren hun uitgeputte kameraden bij. Telkens hoorde men de kapitein schreeuwen 'Niet loslaten , jongens. Nog even volhouden. Als het dag wordt , komt de reddingboot ons halen.' Die reddingboot kwam. Het was de vlet die het onmogelijke presteerde door naar de pier te roeien en met zes geredden terug te keren. Maar voor acht mannen van de Schelde (II) was het hun laatste reis geweest.
De storm is geluwd, maar de Soerakarta en de Schelde
(II) zitten nog vast op de stenen
van de Noorderpier
Hoe het staat met Hollands Glorie
is in een zucht en een vloek verteld
De mannen verzuipen, de vrouwen verrekken
De duivel viert feest van hun geld!
oud
runners rijmpje.