Reis met de
"Schelde"
deel 7: De berging van de "Hawthorne Enterprise" en de "Amalfi"
Eind september was het weer raak, het m.s.
"Hawthorne Enterprise" was gestrand op de kust van Mona Island, dit was een
klein eilandje gelegen in het midden van de Mona Passage, 47 mijl zuidwest van Maya Quez,
Puerto Rico en 36 mijl zuidoost van Punta Espada, Dominicaanse Republiek, zo'n 450 mijl
ten noorden van Curacao.
Bij aankomst bleek het schip hoog aan de grond te liggen , vlak onder de kust, dus gingen
wij voor anker en werd de sloep gestreken om poolshoogte te nemen en de dieptes rond het
schip te peilen. De "Hawthorne Enterprise" was geladen met paketten duurzaam
hout, met een deklast van vier lagen. Daar het schip zo hoog aan de grond lag werd
besloten om een deel van de deklast te lossen. De "Hawthorne Enterprise" kon
zijn motor en hulpvermogen gewoon gebruiken, dus kon het laadgerij van het schip gebruikt
worden. Daar het ging om een kostbare houtsoort, werd besloten om de lading niet zomaar te
dumpen maar een manier te vinden om de lading te behouden. Maar hoe los je dat op. Om de
hout paketten zaten metalen banden, en er werd besloten om daar een draad door te halen en
deze van het voorschip naar het achterschip te laten lopen, zodat er een ruimte tussen
deze paketten en het schip kwam. Daarbinnen konden dan de overige paketten gelost worden,
maar als er een pakket overboord werd gezet met de laadboom, moest hij wel uitgepikt
worden. Hier
was maar een manier voor, enkele matrozen zouden om de beurt het water in om dehaak los te
maken. Wat betreft het weer en de temperatuur van het water was dit geen probleem, maar de
jongens moesten wel uit kijken om niet bekneld te raken tussen de paketten die los rond
dreven. Als de zwemmers het zat werden gaven ze een seintje en werden ze afgelost door de
volgende. Vanwege de werkzaamheden op de kuster waren alleen nog de kapitein, de 1e wtk,
de marconist en ik als kok aan boord, zodat als er materiaal nodig was op de kuster de
marconist en ik met de motor sloep op en neer pendelde tussen de "Schelde" en
het gestrande schip, een klusje wat ik wel leuk vond, ook hebben de sparks en ik de
drijflijn overgestoomd om sleepverbinding te maken.
Het ging allemaal als gepland, de losse paketten werden bijelkaar gehouden door de
buitenste paketten die vastzaten aan de draad, tot dat er de derde dag een flinke bries
opstak waardoor er nogal wat deining ontstond, en daar waren de banden van de paketten
niet tegen bestand, deze knapten, en weldra dreven de geloste paketten weg van het schip,
dus al het werk om ze te behouden was voor niets geweest. Later bleek dat het zowiezo geen
zin had gehad, omdat het hout onbruikbaar was geworden na in het zeewater te hebben
gelegen. Nadat de deklast voor de helft was gelost besloot men om met hoog water een
poging te wagen het schip vlot te trekken. De eerste poging had geen succes, de kuster zat
muurvast en er was geen beweging in te krijgen. Bij het zakken van het tij werd de eerste
poging gestaakt en moesten we wachten tot de volgende dag bij hoog water. De volgende dag
bij de tweede poging kwam er wat beweging in de kuster en draaide de kop een meter met de
kop naar open zee, maar bleef daarna weer muurvast zitten. Weer werd gestopt bij laag
water, maar er was hulp op komst, de oude "Oceaan" van L.Smit & Co's
Internationale Sleepdienst, nu de "Salvonia" van de Overseas Towing Service, een
dochter Mij van Smit, was in de buurt en werd naar ons gedirigeerd om een handje te
helpen. De volgende dag arriveerde de "Salvonia" ter plekke, en na
sleepverbinding te hebben gemaakt deden we gezamelijk een tweede poging en dat had succes,
naa een uur draaide de kop van het schip weer een paar meter zeewaarts, en niet lang
daarna kwam de kuster vlot, en kon haar reis vervolgen. De "Salvonia"werd
bedankt voor haar bewezen diensten en vervolgde haar reis, en wij gingen weer richting
Willemstad, om te wachten op een volgende klus.
De eerste poging van de "Schelde"om de
"Hawtorne Enterprise" vlot te trekken.
De derde poging samen met de "Salvonia"
Half oktober was het weer raak, de
Italiaanse bulkcarriër "Amalfi" was aan de grond gelopen op de Orinoco rivier,
ter hoogte van Puerto Ordaz, zo'n 300 mijl stroomopwaarts. Binnen een half uur was
iedereen aan boord en vertrokken wij naar Venezuela naar de Orinocorivier.
De Orinoco Rivier ontspringt in de Sierra Parima (Hoogland van Guyana), vlak bij de grens
met Brazielië. De rivier loopt daarna met een boog om de Sierra Parima heen, vormt
gedurende bijna 400 km de grens met Colombia, gaat vervolgens dwars door Venezuela naar
het oosten en mondt tenslotte uit in de Atlantische Oceaan nabij Trinidad en Tobago. De
monding is een enorme rivierdelta met moerassen en wouden, het gebied van de Waro
Indianen. De rivier heeft een lengte van 2140 km en is grotendeels bevaarbaar (grote
zeeschepen kunnen Ciudad Bolivar bereiken, 435 km uit de kust). In het regenseizoen kan de
Orinoco 22 km breed en honderd meter diep worden.
Anderhalve dag na vetrek varen we tegen de
avond de Golf van Paria binnen en vier uur later zitten we op de Orinoco rivier. Puerto
Ordaz lag zo'n 160 mijl stroomopwaarts en de volgende dag rond de middag kwamen wij bij de
"Amalfi" aan. De "Amalfi" was uit haar roer gelopen en zat muurvast in
een modderbank langs de oever van de rivier. Na een paar mislukte pogingen het schip vlot
te trekken, werd besloten om een dag of 10 te wachten want dan was het springtij en dus
extra hoog water. Als dit niet mocht lukken was de vrees dat het helemaal niet zou lukken.
Voor ons was dat uiteraard een welkome afwisseling, want dat gaf ons de gelegenheid om de
boel eens lekker op stelten te zetten in Puerto Ordaz, en we hebben er dan ook een paar
heel gezellige avondjes gestapt. Er werd nog een berginsanker uitgezet en met springtij
deden wij een poging om met het volle vermogen van de "Amalfi" de
"Schelde" en met behulp van het bergingsanker het schip weer vlot te krijgen.
Maar toen het water op zijn hoogst was, kwam er nog steeds geen beweging in het schip en
sloeg de twijfel toe. Toch besloot men om ondanks het zakkende water nog even door te
gaan, en dit besluit werd beloond want een uur later kwam onder luid getoeter en gejuich
van onze mensen en de bemanning van de "Amalfi" het schip vlot en kon deze in
ruim water voor anker gaan. De sleeptrros werd thuis gehaald, en daarna wer het bergins
anker gelicht en aan boord gehaald, weer was een klus met sucses geklaard.
Hutjes van de Warao Indianen in de Amacuro Delta
Boven en onder aankomst bij de "Amalfi"
Een lokaal indiaans jongetje op
de foto met de marconist
en op de verschansing olieman Peter van Duijn
De "Amalfi " zou onze laatste klus worden. Na terugkomst te Willemstad zijn we tot onze aflossing op 25 november niet meer uitgevaren en na een voorspoedige vlugt kwamen we op Schiphol aan om te genieten van een verdiend verlof.
Bij terugkomst van de Orinoco Rivier passeren we voor de
laatste keer het oude Waterfort
bij het binnenlopen van de St. Annabaai .